Vooral met drijvende wolken, die een wisselend licht veroorzaken heeft dit landschap groote charme. Het is liefelijk, maar niet grootsch. Het doet ons denken aan de landschapsidealen van de beste schilders uit de 19de eeuw, van Troyon en Corot en van de groote meesters uit de Haagsche school. De" 19de eeuw kende nog wel degelijk de schoonheid van de weilanden die wij tegenwoordig al te zeer vergeten en ontvluchten in onze bosschen, heiden, stuifzand en bergen. Maar geen van de Haagsche impressionnisten heeft aan de Lang broeker Wetering gewerkt, ook niet, zoover ik weet, Willem Roelofs, die toch een deel van zijn leven te Utrecht woonde. Opnieuw een getuigenis hoezeer het lage land van zuid-oost Utrecht ver geten was geraakt. Behandelde een aardrijkskun dige ter wille van de volledigheid het gebied, dan was zijn toon steeds min of meer in mineur in ver gelijking met den hoogen lof die hij den heuvelrug toezwaaide. Men hoore b.v. Craandijk over de Langbroeker Wetering: „Men vindt aan den oever van dien kalmen en niet zeer breeden vliet niet de aaneenschakeling van rijke lusthoven, uit gestrekte bosschen, trotsche lanen, golvende bouw- velden, die het oord langs dien straatweg (n.1. van Utrecht naar Arnhem) tot een uitverkoren plek hebben gemaakt. De landstreek is er vlakker, het hout minder overvloedig, het aantal buiten verblijven minder groot." Toch had de Langbroeker Wetering voor hem wel een „eigenaardige schoon heid en liefelijkheid", want „meer dan één uitge strekt en statig plantsoen of bosch van eerwaardig hout boeit er het oog van den wandelaar." Lunen- burg vond bij hem genade, alleen omdat er bosch bij groeide: „Lunenburg is een fraaije, deftige plaats, met trotsche lanen en waterpartijen De houtstapels onder het geboomte der overplaats toonen, dat het rentegevend goed is, rijk aan I53

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 167