de omstreken van Zeist, die in de lente door het
opwekkend, herlevend groenen het jubelend vogel
gezang met frisschen levensmoed bezielen; die in
den zomer bij brandende hitte koele schaduw
schenken, en in den herfst, als de afstervende zomer
zijn kleuren in vollen overvloed en rijkdom over
de natuur uitstort, eenig zijn in schakeeringen."
Voor het lage en vochtige kleiland had men geen
goed woord meer over, getuige het smalende
volksrijmpje:
Neerlangbroek,
Die schrale hoek
Daar wonen niets dan Edellui
En Bedellui,
Ridders
En Broodbidders
Daar zijn niets dan Kasteelen en Nesten.
Sterkenburg is het besten.
Ja, want Sterkenburg was een van de weinige land
goederen aan de Langbroeker Wetering dat een
bosch bezat zooals de geliefde buitens op het zand
In het tweede en derde kwart van de 19de eeuw
heeft men de voorliefde voor het bosch boven de
wei- en griendgronden in zuid-oost Utrecht werke
lijk wel wat overdreven. Niet overal deed men dat
zoo sterk. In Holland b.v., dat van nature weinig
hoog gelegen terreinen bezat, vond de schoonheid
van het weideland in de 19de eeuw nog waardee
ring. Het landschap was er van dezelfde soort als
dat in de omgeving van Beverweerd en Sterken
burg. Hier werden langs en tusschen de weilanden,
waarin koeien en paarden levendige kleurvlekken
vormden, boschjes geplant en de wegen werden er
beboomd. Zoo ontstond een fraai en afwisselend
landschap met hier een gezicht op een bosch in de
verte en daar een doorkijkje, terwijl af en toe een
kerk- of een kasteeltoren boven de boomen uitstak.
152