jonkheer H. M. J. van Loon uit Amsterdam.
Ten behoeve van de beplanting der landgoederen
en tuinen ontstonden in de omgeving van Utrecht
veel kweekerijen, die op den duur mede het aan
zien en den roem van de streek zijn gaan bepalen.
De regelmatige rijen jonge boompjes, bont
bloeiende chrysanten, dahlia's en wat al niet meer,
zijn karakteristiek voor De Bilt, Driebergen, Rijsen-
burg en Sandenburg.
De tijdgenooten hebben natuurlijk vol belang
stelling meegeleefd met het ontstaan van al die
nieuwe schoonheid. Men leze b.v. de volgende
typische passage uit J. B. Christemeyer's „Het
lustoord tusschen Amstel en Grebbe en elders in
het Sticht van Utrecht":
„Inzonderheid mag het schilderachtige park van
het buitengoed de Breul, met deszelfs fraaije water
partijen, uwe aandacht wekken; welk, landelijk
tooneel, in een lichtvollen morgenstond of in den
spiegelenden glans der avondzon, moet worden
gezien, om door zijne schoonheid te langer het oog
te boeijen. Het is nog niet zoo vele jaren geleden,
dat van al dezen aanleg hier omstreeks niets werd
gezien; hetgeen te opmerkelijker is, als men na
gaat, dat een groot deel der gronden van dit nu
zoo verlustigend oord aan de heide moest ont
woekerd worden; een bewijs, wat vlijtige cultuur
geschraagd door nijvere welvaart vermag. Ook
getuigt dit voor het groot belang dat eene land
streek bij een goeden straatweg heeft; want de
bevordering der gemeenschap met andere plaatsen
heeft aan dit oord veel nut en voordeel toegebragt.
Nog schier jaarlijks breidt de reeks van schoone
buitenplaatsen langs dezen weg zich uit. Zoo even
kwamen wij nog voorbij eene plaats, het Molen
bosch (Van den Heer J. B. Stoop) genaamd, al
waar op nieuw eene heeren hofstede wordt aange-
148