van de Sandenburgerlaan. Later onderging onze villa-architectuur eenigen invloed van deze, uit den vreemde geïmporteerde bouwvormen, terwijl het Zwitsersche huis in Nederland op den duur verwaterde tot een inheemsch buitenhuis om er omstreeks 1900 geheel mee samen te vloeien. Snel veranderde nu het aspect van den Utrechtschen heuvelrug. In enkele tientallen jaren werd heel de streek herschapen in de prachtigste, goed onder houden bosschen, waaruit telkens werd gekapt voor de houtopbrengst, waarna nieuwe aanplan tingen volgden. Het fraaie Zeisterbosch ontstond, voor de eene helft als een bezitting bij Hoog Beek en Royen, dat toentertijd van den Amsterdammer Albert Voombergh was, voor de andere als eigendom van F. N. van Bern, die op Weltevreden ten noorden van Zeist woonde. Het Driebergsche bosch, dat oorspronkelijk grootendeels bij Sparren- daal behoorde en voor de rest bij Kraaijbeek, kwam reeds eerder ter sprake. De bosschen bij Doorn waren gedeeltelijk van S. J. graaf van Limburg Stirum op Schoonoord, gedeeltelijk van de bezit ters van Broekhuizen. Zoo goed als al het bosch was particulier bezit en op particulier initiatief aangeplant. De beste tuinarchitecten en boschbouwkundigen die Nederland in de 19de eeuw bezat werden aan het werk gezet om de Stichtsche Lustwarande te maken tot wat zij tegenwoordig is. De groote J. D. Zocher Jr, die in Engeland den parkstijl had bestu deerd, legde Molenbosch, het nieuwe park van het Zeister slot, Houdringen, Hoog Beek en Royen, Wildbaan, Beerschoten bij De Bilt en het fraaie buiten Beerschoten bij station Driebergen aan in Engelschen lands hapstijl met slingerende vijvers en een rijke verscheidenheid van allerhande soorten boomen. Het- tweede Beerschoten heet 10 145

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 159