ongetwijfeld een belangrijke drijfveer naast de be scheiden rente, die hun kapitaal op den duur op deze wijze afwierp. Ja, dikwijls zullen de opbreng sten, vooral in het begin, gering zijn geweest en de onkosten zoo groot dat alleen een zeer ruim kapi taalsoverschot het aanplanten van bosch mogelijk maakte. Naast eiken werden veel beuken geplant, die zulke prachtige bosschen vormden, en daarna, hoe langer hoe meer, dennen en sparren die nog geen eeuw tevoren tot de zeldzaamheden van deze streek be hoorden. Sparren werden o.a. in grooten getale ge poot op de Donderberg tegenover Broekhuizen; zij maakten dit tot toen toe weinig gecultiveerde heuvelachtige gebied tot, zooals J. L. Terwen het in 1858 uitdrukte, ,,eene vrij woeste, romaneske streek". De vreemde herkomst van dennen en sparren is nog lang gevoeld. Wanneer zij op glooiende terrei nen of aan kronkelende beekjes groeiden, dan waan den de brave Nederlanders zich al gauw in de ber gen van Beieren of Zwitserland. Om de illusie te volmaken verrezen dan op die plekken houten „Zwitsersche bruggetjes" en „Zwitsersche huizen" met breed overstekende daken en donker gekleurde balkons. Een heele Zwitsersche mode ontstond allengs. Voorbeelden hiervan op den Utrechtschen heuvelrug zijn de Zwitsersche brug in het bosch van Driebergen, de half houten, half geelgepleisterde tuinmanswoning van Heerwegen (afb. 26) die het opschrift draagt: „1848 Frühe Morgen Keine Sor- genGottlob! 1898" (waarmee het huisje in 1898 ge dateerd wordt)het chalet-achtige huis op den noord westhoek van dezelfde buitenplaats, der Hirtler onder Doorn, de Zwitsersche huizen in het Zeister- bosch en tegenover Broekhuizen, het tegenwoordige café de Biltsche Hoek voorbij Houdringen en het chalet aan den straatweg bij de uitmonding 144

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 156