loosde het. De niet door oud grondbezit aan het
lage gebied gebonden burgerij wendde zich naar
het zand. Economische en practische overwegingen
hebben dezen trek gestimuleerd. Na de periode van
stilstand en verarming die de Fransche revolutie
had gebracht, begonnen in het tweede kwart van de
19de eeuw handel en industrie weer op te bloeien.
Vooral door de toepassing van de stoommachine
openden zich ongekende perspectieven. Veel geld
werd er nu verdiend en voor de behaalde winsten
zocht men alom beleggingsobjecten. De lage ge
bieden van zuid-oost Utrecht waren daartoe niet
verkrijgbaar, want van ouds waren zij reeds voor
een groot deel in handen van den adel en van re
gentenfamilies; thans richtte men zijn aandacht
echter op de nog goedkoop te krijgen zandgron
den. Uitgestrekte terreinen werden hier aangekocht,
veelal woeste gronden met hei en stuifzand. Om
deze rendabel te maken bepootte men ze met
bosch, meest met eikenhout, waarvan de schors als
looimiddel voor de leerindustrie waarde had en
het hout voor de bakkersovens een veel gevraagd
artikel was. Sedert echter op het eind van de vorige
eeuw goedkooper kunstmatige looimiddelen kunnen
worden verkregen, zijn de schorsprijzen zoodanig
gedaald dat veel akkermaalshout in opgaand bosch,
vooral in weinig van den bodem vergende dennen-
bosschen, is omgezet, zeer ten voordeele van het
natuurschoon. Weldra was nu elf procent van de
provincie Utrecht met bosch beplant, een voor ons
land vrij hoog percentage.
Omvangrijke winsten wierpen deze bezittingen niet
af en het waren dan ook zeker niet uitsluitend fi-
nancieele overwegingen, die onze rijke burgers,
onder wie velen afkomstig waren uit Amsterdam-
sche handelskringen, bewoog hun geld aan bosch-
aanleg te besteden. Een oprecht zich verheugen in
de schoonheid die zij daarmee schiepen was hierbij
143