voor de middeleeuwen gehad, maar nu pas werden hun visie en gedachten gemeen goed. Alom heersch- te een prikkelende verjonging des geestes. „Men leefde toen niet alleen, maar voelde zich leven", schreef Jacob van Lennep in 1852 in het eerste deel van zijn Dramatische Werken, toen hij terugdacht aan de spannende weken die het jaar 1830 had ge bracht. Veel lang-verzamelde kracht kwam toen ineens los, niet alleen op politiek gebied, maar evenzeer, zij het niet zóó als een plotselinge uit barsting, in de cultureele wereld. Men werd zich bewust van den nieuwen tijd, die nieuwe waarden ontdekte en nieuwe eischen stelde. Want ook dat laatste deed zij. Gothieke kasteelen, hoe waardevol ook als historische resten, werden op zichzelf on bruikbaar geoordeeld voor moderne bewoning. Licht en lucht en ruimte verlangde men nu in een patricisch buitenhuis. De kleine middeleeuwsche raampjes, de kille atmospheer van de steenen ge welven, hokkerig gebouwde, slecht verlichte gan gen werden uit den booze bevonden. Met het ge volg dat men de nu weer belangrijk geachte kastee len uit de middeleeuwen bij de noodige restauraties meteen van moderne comfort ging voorzien, zon der evenwel daarbij te beseffen, dat het eene doel totaal tegenovergesteld was aan het andere, dat men zich tegelijkertijd stelde. De oude vensters b.v. werden vergroot en van openslaande ramen met groote glasruiten voorzien. Zoo eischte de nieuwe tijd het. De vorm ervan werd echter de spitsboog, want dat was gothiek. Meteen werden dan allerlei onregelmatigheden opgeruimd, die meestal een ge volg waren van herhaalde verbouwingen in vroeger eeuwen. De kasteelen verkregen door deze metho de van restaureeren een monumentaler (doch geenszins een kwasie-ouderaspect. Want de wijze waarop onze kasteelmuren werden voorzien van rijen even groote vensters, die regelmatig over 128

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 138