hadden gebracht. Wel kan men met zekerheid zeggen, dat in Nederland de Engelsche visie van dezen stijl het meestè navolging vond. Vooral in de bouwkunst. Uit de geschiedenis van ons land na de Napoleontische overheersching is deze voor keur gemakkelijk te verklaren. Groot was in de jaren na 1813 bij al wat leiding gaf in het jonge, met den steun van de geallieerde machten onder leiding van Castlereagh gestichte koninkrijk der Nederlanden, de sympathie voor Engeland, de Engelsche politiek en de Engelsche cultuur, vooral bij den te Oxford opgevoeden prins van Oranje, den lateren koning Willem II. Zoo liet deze be langrijke gebouwen in den toenmaals in Engeland heerschenden neo-gothieken stijl, den stijl van de oude cathedrals en de in de 16de eeuw geseculari seerde abbeys ontwerpennieuwe vleugels achter het paleis aan de Kneuterdijk te 's-Gravenhage (1840), een groote manege, de tegenwoordige Willemskerk (1845), daarna zelfs een geheel nieuw paleis in Tilburg. Velen volgden het door den vorst zoo onbekrompen gegeven voorbeeld. Voor een korte poos werd de Engelsche neo-gothiek de modestijl waarin tal van gebouwen werden opgetrokken, vooral degene die om de een of andere reden met de oude historie verbonden waren of geacht konden worden te zijn. Het best voldeed hij natuurlijk bij kerken en kasteelen, de twee typische vertegen woordigers van de middeleeuwsche gothieke cul tuur. En het verbaast ons dan ook geenszins dat juist in zuid-oost Utrecht, waar nog zooveel bouwwerken aan de middeleeuwen herinnerden, de neo-gothiek gretig toepassing vond. De meeste oude kasteelen, zoover zij niet gesloopt waren, werden in het tweede kwart van de 19de eeuw naar den nieuwen pseudo-middeleeuwschen trant verbouwd of, zooals men toen meende, gerestau reerd. Veel is er toen naar onzen huidigen smaak 126

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 136