van sentimentaliteit die pas door de romantiek in
het geding is gekomen. Zoo kon het gebeuren dat
de vruchtbare rivierklei van de gewezen Rijn
bedding in zuid-oost Utrecht in den loop der
middeleeuwen bezaaid geraakte met kasteelen
en kasteeltjes, maar dat de prachtige Utrechtsche
heuvelrug dien wij thans zoo bewonderen, vrijwel
onbewoond bleef. Ontstond daarop eens een
kasteel of een dorp van eenige beteekenis, zooals
Zeist, Doorn, Leersum of Amerongen, dan lag dat
steeds aan den rand, met een wijd uitzicht over
de gemakkelijk bereikbare lage landen.
Van vóór de 13de eeuw zijn geen kasteelen meer
over in het gebied waarmee wij ons bezig houden,
want vóór dien bouwde men gewoonlijk in hout,
vergankelijk materiaal, waarvan meestal de spo
ren in het kleiland zijn uitgewischt. De kunst van f
het steenbakken kenden de Franken oorspronkelijk
niet. Pas in de 13de eeuw kwam zij hier in breede
kringen terug, ingevoerd uit het toen veel hooger
beschaafde Frankrijk. Maar als dan eindelijk, zoo
omstreeks het midden van de 13de eeuw, op de
klei van zuid-oost Utrecht de eerste kasteelen
van steen verrijzen, dan gebeurt dat in dezelfde
vormen als eens, vele eeuwen eerder, de houten
vesting van Dorestad vertoonde. Met andere
woorden, het type was gedurende al dien tijd onge
wijzigd in gebruik gebleven. Verwonderen kan ons
deze gang van zaken geenszins. Zij is gelijk aan
degene die zich in Frankrijk, het centrum van het
voormalige Franken-rijk, voltrok. Daar vindt men
nog tegenwoordig kolossale vierkante donjons,
imposante steenklompen waarnaast de Utrechtsche
maar heel bescheiden aandoen. Men vergelijke
deze eens met de groote Fransche kasteelen met
vierkante woontorens als de burchten van Loches,
Foix, Labastide-Villefranche of Montaner (Béarn)
Maar toch hebben de Utrechtsche kasteeltorens
14