Doordat Rijsenburg ineens gebouwd is door één
architect kon een aaneensluitend en harmonisch
geheel ontstaan van een soort dat men in ons land
weinig aantreft. De ontwerper van alles was de
Hagenaar Adrianus Tollus (17831847), een man
die zeker geen genie in zijn vak was, maar wel een
bouwmeester die zijn ambacht behoorlijk verstond
en die van de stroomingen van zijn tijd op de hoog
te was. R.K. kerken waren zijn specialiteit. Ten
westen van den grooten weg naar Utrecht ont
wierp hij een halfcirkelvormig plein waarop de van
de Langbroeker Wetering komende Rijsenburg-
sche laan uitmondde. Midden in deze laan, in de
as van het plein, plaatste hij de kerk. Het werd een
eenschepig gebouw met een tongewelf, dat door
banden schijnbaar in traveeën is verdeeld. Tegen
de wanden bracht hij Dorische zuilen aan, terwijl
kleine palmetten en rozetten van stuc en dunne
randjes verguldsel de voornaamste lijnen accentu
eerden. Helaas is dit strenge en sobere interieur
later bedorven door het aanbrengen van afschu
welijk glas-in-lood in de boogvormige vensters (o.a.
naar teekeningen van Oosthuyse's kleinzoon Jo-
annes van Rijckevorsel, naar Kramm mededeelt)
en door andere toevoegsels.
De eenschepigheid van het gebouw kwam ook aan
de buitenzijde tot uitdrukking. De voorgevel had
de breedte van twee ramen en een deur, waarvoor
een klassicistisch portaal met zuilen, triglyphen-
rand en geveldriehoek. Boven deze middenpartij
verhief zich een kleine toren met uurwerk en luid-
klok. De baksteen, waarvan de kerk gebouwd was,
werd nog niet, zooals later in den Empire geregeld
geschiedde, onder een pleisterlaag weggemoffeld.
Bij dit betrekkelijk bescheiden gebouw de ge
meente was nog niet groot sloten de woonhuisjes
van Van Oosthuyse's personeel op gelukkige wijze
aan. Uit de nauwe kerkdeur tredende komt men
"9