boven een onversierd blokvormig onderstuk, dat
de hoogte had van een flinke verdieping, een sober
bouwsel in den vorm van een antiek graftempeltje.
Het was uiterst streng van lijn. Tegen de gladde
muren rustten, op een basis, aan iederen kant twee
Dorische zuilen met zwarte kapitelen en voeten.
Daarboven een triglyphenrand waarop het dak,
bestaande uit aan elk der vier zijden een drie
hoekig tympaan, geflankeerd door twee kwart-
cirkelvormige accroteria, waarin, in relief, gevleu
gelde zandloopers. Een eenvoudige deur gaf toe
gang tot het monument, dat tevens een uitkijktoren
wasramen werden slechts spaarzaam aangebracht.
De baksteenen muren waren volgens den smaak
van den tijd gepleisterd om de illusie van natuur
steen te wekken. Op bijzonder gelukkige wijze
accentueerde het koude wit van de kalk, alleen
afgewisseld door de grijze saus langs den onderrand
der basis en de zacht gele kleur van zuilen, trigly-
phen en accroteria, de ingetogen, ietwat droge
strengheid van den bouwstijl. Tegenwoordig
steekt het wit bovendien heel vroolijk af tegen het
donkere naaldbosch dat den Donderberg begroeit,
maar in 1818 heeft Zocher met dat effect nog geen
rekening kunnen houden. Aan den voet van het
gedenkteeken, dat geen enkel opschrift draagt,
werd in den berg een kelder uitgegraven met een
boogvormigen toegang, waarboven, op een steen,
het jaartal 1818 en een Bijbeltekst prijkten. Rustie
ke trapjes leidden aan weerskanten hiervan naar
omlaag. Dan kwam men bij een eenvoudig kerk
hofje met enkele steenen. De lange rechte wegen
die tegen den Donderberg naar boven liepen ver
grootten het rijzige aspect van het monument in
sterke mate. Toren en omgeving vormden tezamen
een stijlvol geheel, zooals Nederland er slechts
weinig bezit; een laatste uiting van werkelijke
grafcultuur, die echter in dezen tijd in ons land
"5