voor de verbreeding van den gevel. Nieuw ten op zichte van het 17de eeuwsche stadshuis-buiten was een houten hekje op de gootlijst, dat de dakramen verbond. De bedoeling hiervan was om op een afstand bij den beschouwer den indruk te wekken alsof zich boven de twee verdiepingen nog een attica bevond, zooals de Fransche huizen in dezen tijd gewoonlijk hadden. De gevel leek daardoor rijziger dan hij eigenlijk was. Later zijn dergelijke nogal naïeve hekjes of balustrades dikwijls op Nederlandsche woonhuizen aangebracht; toen dit in 1707 bij Nieuw-Amelisweerd geschiedde, was het echter nog een ongewoon motief. Aan de achterzijde van het huis staken aan weers kanten korte vleugels uit die de woonruimte ver grootten en het dreigende gevaar van eentonig heid in den wel zeer langen gevel opvingen. Het aspect van het huis is sedert dien niet noemens waardig veranderd. Alleen werden in de 19de eeuw de muren bepleisterd. Ook de „frajen Hof, aan gename Plandaadjen en vermakelyke wandelingen, onder welke het konstige en lommerryke Starre- bosch, dat, voor het Huis, over den Rhyn, ligt, en zig tot aan den Ryweg naar Wyk te Duurstede uitstrekt", dat de schrijver van den „Tegenwoor- digen Staat van Utrecht" in 1772 beschreef, be staat nog, zij het niet ongewijzigd. Het was aan merkelijk verbeterd door den markies Maximilien Henri de Saint Simon (17201799), die als echt genoot van Maria Jacoba Cornelia gravin van Efferen, douairière mr Hendrik van Utenhove, het goed sedert zijn huwelijk in 1771 bewoonde. Hij was aanvankelijk Fransch officier geweest en adjudant van den prins De Conti, maar in de Republiek was hij vooral bekend om de prachtige boomen en planten die hij op Amelisweerd kweek te en om zijn geschriften over militaire, histori sche, botanische en philosophische onderwerpen, 102

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 112