van wij het ontstaan aan het eind van ons vierde hoofdstuk beschreven. Evenals in Holland maakte dit soort van woonhuis er sedert zijn ontstaan tot in de 19de eeuw weinig evolutie door. Gedachteloos werd steeds weer de traditioneele blokvorm ge bouwd met in den voorgevel beneden vier of zes ramen en een voordeur en daarboven één ver dieping met vijf of zeven daarmee correspondee- rende vensters. De verhoudingen bleven onge wijzigd; alleen het sobere decoratiewerk onder ging met het wisselen van de mode eenige ver andering. Steeds zijn dergelijke huizen goed ge bouwde, wèl geproportionneerde, beschaafde en, ondanks een zekeren rijkdom toch bescheiden ge tuigen van de welvaart der Republiek. Maar in zijn eentonige eenvormigheid is het algemeen aspect dat zij tezamen opleveren toch niet op wekkend. Het grootste huis dat in zuid-oost Utrecht in de 18de eeuw in dezen vorm, zij het eenigszins uit gebreid, verrees was Nieuw-Amelisweerd, uit 1707 (afb. 12). Het werd gebouwd voor Hendrik van Utenhove, kolonel van een regiment infanterie in Staatschen dienst, later luitenant-generaal en commandeur van Den Bosch. In de buurt had vroeger een ridderhofstad gestaan, die ook wel onder den naam Groenewoude bekend was, naar het geslacht van Groenewoude dat omstreeks 1300 een deel van de heerlijkheid, die oorspronkelijk aan Amelis van Werden toebehoorde, had geërfd. Het riddermatige goed was toen gesplitst in Oud en Nieuw-Amelisweerd, een scheiding, die met een korte onderbreking tot op den huidigen dag is blijven voortbestaan. Het 18de eeuwsche huis Nieuw-Amelisweerd was ruim van opzet: acht raamassen breed. Invloed van de groote buitenhuizen naar Fransch model, zooals dat te Zeist, was waarschijnlijk de stimulans 101

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 111