architectuur ingang vonden. Fransche theoretici als J.F. Blondel, P. Patte en abbé Laugier hadden regds in de 17 de eeuw met klem betoogd dat stra ten en steden systematisch moesten worden aange legd volgens van te voren bepaalde plannen. Men ging het storende inzien van rijen naast elkaar gelegen huizen, wier architectuur niet op elkaar was afgestemd. Thans werd deze theorie in breede kringen in practijk gebracht, eerst in Frankrijk, spoedig ook in Engeland door mannen als John Wood en zijn zoon te Bath, en vooral in Oostenrijk en Duitschland door groote architecten als Bal- thasar Neumann, die in Würzburg en Bamberg werkte. In de Republiek vond deze beweging echter weinig weerklank. Zelden warende bouw meesters in ons particularistische land in de gele genheid een gansche reeks van woonhuizen, geheele „huurkazernes" in eens op te richten. De gebouwen van de Moravische broeders te Zeist zijn er een van de zeer weinige voorbeelden van. Zij zijn lager dan de huizenblokken in het buitenland, slechts twee verdiepingen benevens een onderhuis hoog, terwijl men er ginds meestal drie tot vijf bouwde, en in alle onderdeelen bij de bescheidener ver houdingen hier te lande aangepast, maar daarom niet minder goed geslaagd als geheel. De aanslui ting juist bij de Duitsche bouwkunst is begrijpelijk, daar de Hernhutters uit Duitschland afkomstig waren. En toch is alles tenslotte in veel opzichten echt Hollandsch geworden, sober en streng. De middenvleugels zijn opgevat als een regelmatige afwisseling van groote, blokvormige stadshuizen van vijf vensterassen en lagere verbindende deelen. Alleen de aan de slot-zijde aangebrachte Mansard- daken zijn een beslist buitenlandschen trek. Wanneer wij zien hoe gelukkig het complex huizen van de Hernhutters is uitgevallen en welk een fraaie flankeering van den oprit naar het Zeister slot zij 93

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 101