82
gebieden van Drenthe. Het was een vochtig landschap, dat
zij aantroffen, moerassig, met dik struikgewas begroeid,
waaruit zich hier en daar opgaande bomen verhieven. Els
en hazelaar, berk en op hogere plaatsen de eik, kwamen er
het meeste voor. De kolonisatie begon, als elke kolonisatie,
met ontginnen. Zonder meer was het land voor doeleinden
van landbouw en veeteelt niet geschikt. Het moest eerst
geschikt worden gemaakt, hetgeen hier op neer kwam, dat
bomen en struiken werden gerooid en een eenvoudige ont
watering van de grond door middel van sloten tot stand
werd gebracht.
Dat het bij de stichting van al deze dorpen om houtrijke
gebieden ging, zien we thans nog aan de namen van deze
streekdorpen, die grotendeels eindigen op de uitgang
„wold" of „wolde". Waar men deze uitgang tegenkomt,
kan men er vrijwel zeker van zijn te maken te hebben met
zo'n middeleeuws streekdorp. Als voorbeeld noem ik, ver
spreid rond de provincie, Ruinerwold, Weijerswold en
Roderwolde.
Er moet bij deze kolonisatie-beweging nog op een ander
verschijnsel gewezen worden en wel hierop, dat de kerk
veelal nauw bij deze kolonisatie betrokken was. Dit is
direct al hierdoor begrijpelijk, wanneer men zich reali
seert, dat de kerk in de Middeleeuwen over het algemeen
al ten nauwste met het maatschappelijk leven verweven
was. Daar komt in dit geval nog bij, dat Drenthe en Over
ijssel het Oversticht behoorden tot het gebied van de
bisschop van Utrecht, die dus de landheer van Drenthe
was. En tenslotte zal wellicht bij deze kolonisatie-beweging
het beginsel van de missie mede hebben voorgezeten, waar
immers de stichting van deze streekdorpen vrijwel steeds
gepaard placht te gaan met de stichting van een kerkje of
een kapel.
Een duidelijk voorbeeld op welke wijze een streekdorp ge
sticht werd, vormt de geschiedenis van de stichting van
Kuinre, een streekdorp in de zogenaamde „Kop" van
Overijssel, vlak tegen de voormalige Zuiderzee aan. Deze
nederzetting ligt dicht genoeg in Drenthe's buurt om haar