uit deze eeuwen aan, steeds in de vorm van streekdorpen. Met het aangeven van de kern, van waaruit zich deze kolo nisatie-beweging voltrok, is tot op zekere hoogte ook reeds antwoord gegeven op de vraag, wie de kolonisatoren wa ren. Tot op zekere hoogte, want bij de uitgestrektheid van het gebied is het moeilijk hier nauwkeurig één stam of be volkingsgroep als die der kolonisatoren aan te geven. Hoe wel naar mij onbetwistbaar lijkt, het Friese bloed bij hen overwoog, zullen daarbij vele bijmengsels te constateren zijn geweest. Ik druk mij, naar mij voorkomt vaag genoeg uit, wanneer ik zeg dat het hier kolonisatoren betrof van Fries-Hollands-Vlaamse oorsprong, mensen, die het water en de strijd tegen het water kenden en die het zonder dat water als directe partner moeilijk konden stellen. Uit de omstandigheid, dat het hier ging om kolonisten van elders, die hun nederzettingen plachten op te zetten vol gens een bepaald vast schema, valt gemakkelijk het ver schil te verklaren tussen deze streekdorpen en de van ouds bestaande esdorpen. De vraag kan hier worden gesteld of de vestiging van de streekdorpen langs de rand van het Drentse plateau niet eenvoudig hieruit kan worden verklaard, dat het Drentse plateau en de daar liggende, voor landbouwdoeleinden ge schikte gronden „vol" waren en er dus voor de kolonisten geen andere keus overbleef dan de vochtige beekdalen, die tot dusverre onberoerd waren gebleven. Tot op zekere hoogte gaat dit argument wel op Het verklaart alleen niet hoe het komt, dat er geen enkel streekdorp op de hogere gronden is gesticht, waar toch zeker plaats voor geweest zal zijn, terwijl aan de andere kant geen enkel esdorp op deze specifiek lage gronden terecht is gekomen. De onmis kenbare samenhang tussen de vermoedelijke stichtings periode in enkele gevallen door schriftelijke bronnen gestaafd de aard der in bezit genomen gronden en de kolonisatiewijze is van dien aard, dat het toeval als factor hier gevoeglijk kan worden uitgeschakeld. De streken waar de kolonisten der streekdorpen zich ves tigden, behoorden dus, zoals we zagen tot de natte en lage 81

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 87