80
daarvan. Deze eerste bewoners van Drenthe hebben zich
kennelijk niet erg tot het water en de waterrijke gebieden
aangetrokken gevoeld. Ze voelden zich daar het prettigst,
waar geen water-overlast te duchten was en waar geen ont-
wateringsproblemen op te lossen vielen.
Met de kolonisten, die de streekdorpen hebben gesticht,
was het anders gesteld. Deze waren kennelijk van huis uit
met het water vertrouwd. Ze zagen er dan ook niet tegen
op zich juist bij voorkeur te vestigen in de vochtige beek
dalen aan de rand van het midden-Drentse plateau. In zo
verre waren ze daarmee beter af dan de oudere bewoners
der provincie, dat deze beekdalen voor Drentse begrippen
vruchtbare gronden opleverden. Te verwonderen is dit
niet, daar deze gronden, bevloeid door de beekjes, vochtig
en humusrijk, zich uitmuntend leenden voor veeteelt-be-
oefening. Akkerbouw komt hier vaak in mindere mate
voor. De meeste van deze streekdorpen hebben zich dan
ook voorspoedig ontwikkeld en zijn in de loop der eeuwen
tot welvaart gekomen.
Er doen zich rond de vestiging van deze Drentse streek
dorpen verschillende vragen voor, die hier achtereenvol
gens aan de orde zullen worden gesteld. Wanneer zijn deze
dorpen gesticht? Door wie? Hoe is hun afwijkende vorm
verklaarbaar? Hoewel hieromtrent nog vele onzekerheden
bestaan, wil ik trachten deze vragen zo goed mogelijk te
beantwoorden.
Wat de vraag betreft, wanneer deze dorpen werden ge
sticht, spreekt het natuurlijk vanzelf, dat hier in het alge
meen geen stichtingsjaartallen kunnen worden genoemd.
Wel staat het vrijwel vast, dat de dorpen, waar het hier om
gaat, werden gesticht als een onderdeel van de grootse
kolonisatie, die zich in de latere middeleeuwen met als
kern- en uitgangspunt ons land, de Zuidelijke Nederlan
den daaronder begrepen, in oostelijke richting heeft vol
trokken. De sporen van deze kolonisatie, veelvuldig in
Noord-Duitsland, zijn ook voorbij de oude Duitse Oost
grens tot in Polen en Rusland terug te vinden. Ook el
ders in ons eigen land treft men her en der kolonisaties