monie met de omringende natuur. Dit oude cultuur-land
schap rond de oude nederzettingen volgt de natuur op de
voet. Elke verhevenheid, elke laagte in het landschap komt
tot haar recht. Midden op de es, midden tussen de akkers
dus, treffen we b.v. soms ineens een „watergat" aan, een
lage plaats, waar zich het water van de hogere gronden
in het rond placht te verzamelen. Niemand heeft er ooit
aan gedacht dit „gat" te egaliseren. Het ligt er al eeuwen
lang. Een paar oude eiken staan er rond, wat berken, alles
met veel struikgewas en wilde planten er onder. Hulst
tiert hier welig. Het is een echt „oer-bosje" gebleven, dat
we al aantreffen op eeuwenoude grondschattingskaarten,
wanneer we de moeite nemen hier in het archief nasporing
naar te doen. Op een andere es is een stuk slechte grond,
een „zand-kop", de eeuwen door onbewerkt gebleven. Als
een soort natuur-reservaat je steekt de „kop" boven de
akkers uit. In Sleen en Rolde liggen midden op de es nog
de hunebedden. De schone en natuurlijke orde der on
regelmatigheid viert hier hoogtij. De onregelmatigheid, het
zich in alles volkomen aanpassen aan de natuur, aan de
rimpelingen van de bodem, aan de loop van het water,
Den Hooi (gem. Sleen)
41