37
gemeenten Sleen (den Hooi) en Dalen (Wachtum) sporen
gevonden van boerderijen met vlechtwerkwanden, die naar
van Giffen meent als een prototype van het latere Saksi
sche hallenhuis kunnen worden beschouwd en die wellicht
dateren van betrekkelijk kort voor het begin van de jaar
telling. Na de Romeinse tijd komt dan de bewogen periode
van de Volksverhuizing. Ook deze brengt grote verande
ringen. Saksische volksstammen trekken plunderend en
brandschattend het land binnen. Hun behuizingen, opge
richt vaak waar bestaande nederzettingen waren platge
brand, dragen de sporen van hun zwervend bestaan. Ze
dragen een primitief en weinig permanent karakter. Het
zijn eenvoudige hutten, rechthoekig, ietwat in de grond
uitgegraven met nog een extra gat voor de haard in het
midden.
Op den duur hebben de Saksers zich geleidelijk vermengd
met de bevolking, die ze ter plaatse aantroffen. Naarmate
ze wortel schoten, hebben ze steeds meer overgenomen van
de inheemse bevolking. Het woningtype, dat ze mee had
den gebracht, was voor een werkelijk landbouwend volk
onvoldoende. Er moesten schuren zijn voor de oogst, stal
len voor het vee. Dankbaar maakte men in dit opzicht ge
bruik van bestaande tradities.
De tijd gaat verder. Omstreeks 800 verschijnt de figuur van
Karei de Grote in de geschiedenis; breekt de Karolingi
sche tijd aan. Uit die tijd zijn heel weinig sporen van hui
zen en nederzettingen tot ons gekomen. Hoe komt dat?
Woonden er toen geen mensen in Drenthe? Men moet
voorzichtig zijn met zijn conclusies. In de eerste plaats is
het zo, dat de Karolingische nederzettingen wel groten
deels zullen hebben gestaan op de plaatsen, waar thans
nog de esdorpen liggen. Voor zover er nog sporen te vin
den zouden zijn, zou men die in hoofdzaak moeten aan
treffen bij graafwerk voor nieuwe boerderijen, die op de
plaats van afgebroken of verbrande exemplaren werden
gebouwd. Dat men ook hier slechts zelden iets vindt, heeft
een bijzondere oorzaak. Oudtijds had wie een huis bouwde,
de balken, die de dak-constructie moesten dragen, steeds