HOOFDSTUK III DE PRAEHISTORISCHE NEDER ZETTING zich vóór Drenthe interesseert en er enige studie van wil maken, raakt al gauw verstrikt in geologie en prae- historie. Want nergens in ons land speelt het praehisto- risch verleden zo'n belangrijke rol als juist in Drenthe. Dit contact met de praehistorie is er overigens bijna nog meer een kwestie van aanvoelen, dan dat men er de directe sporen van ziet. Er zijn natuurlijk de hunebedden. Maar ook waar die niet in de buurt zijn, dringt zich soms plotse ling het gevoel bij U op: ik ben hier in een oud land. Zo spreekt het dan ook vanzelf, dat bij de behandeling van de geschiedenis der Drentse nederzettingen, het tijdperk der praehistorie niet buiten beschouwing kan blijven. Voor menig lezer zal de praehistorie onbekend gebied zijn. Ze betreft de periode, voorafgaande aan de histori sche tijden, waarvan de gebeurtenissen ons voornamelijk uit schriftelijke bronnen bekend zijn. De voornaamste bron daarentegen, waaruit wij de praehistorie leren ken nen, zijn de vondsten, bij opgravingen gedaan. Deze vond sten, in hoofdzaak grafvondsten de graven zelf in hun verschillende gedaante en hetgeen aan de doden werd mee gegeven als graf gift: wapenen, sieraden, gebruiksvoorwer pen vormen de basis, waarop de praehistoricus zijn soms uitermate vernuftige hypothesen gebouwd heeft. Praehistorische vondsten zijn tamelijk schaars, bovendien weinig gevarieerd. Ze leveren dus betrekkelijk weinig aan knopingspunten om er hypothesen, en daaruit weer een zo volledig mogelijk cultuur-beeld, uit op te bouwen. Maar ze kunnen ons toch een bescheiden inzicht geven in de om standigheden, waaronder onze voorouders hebben ge leefd. De oudste bewoners van Drenthe waren nomaden. Van een eigenlijke nederzetting was bij hen nog nauwelijks sprake. 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 29