20 zo'n hoog punt in het landschap aangelegd. Zo treft men dan de oude Drentse nederzettingen aan, omgeven door de hooggelegen akkers, zelf ook hoog, met in de buurt een beekje of een plas. De stroomdalen aan de benedenloop van de beekjes zijn lang moerassige, nauwelijks toegankelijke kreupelbossen gebleven, een ideaal terrein voor wild en dus ook voor de jager. Als woonplaats waren deze vochtige streken aan vankelijk niet in tel. De stammen, die van oudsher in Drenthe woonden, voelden zich daar niet thuis. Het waren typische landbewoners, die het water meden, waar ze kon den. Zo bleef het tot de Middeleeuwen. Dan ineens zien we, tamelijk plotseling, een grootscheepse kolonisatie-be weging optreden, die niet alleen in Drenthe, maar in geheel Nederland en zelfs tot ver in Duitsland haar invloed deed gelden. De kolonisten waren mensen, die meer met het water vertrouwd waren dan de reeds inheemse bevolking. Zij kozen bij voorkeur juist de laaggelegen stroomdalen uit om er hun dorpen te stichten. Deze dorpen droegen bovendien een volkomen ander karakter dan de dorpen, die men tot dan toe in Drenthe gekend had. Het waren streekdorpen, lange, enkele of dubbele rijen boerderijen, Oud streekdorp

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 18