land hadden gereikt tot aan de grote rivieren en tot in het Gooi. Zo draagt het Drentse land ook tegenwoordig nog de inmiddels natuurlijk zeer verflauwde karaktertrekken van een echt smeltwater-landschap: zandig, gemengd met veel stenen, met diepe geulen, door de smeltwaterbeken uitgeschuurd, de latere beddingen van de beken, die het overtollige water van het Drentse plateau in het midden afvoeren naar de lager gelegen randgebieden. Want in het midden is Drenthe hoger dan aan de randen en ook thans nog zien we de stroompjes, genormaliseerd en wel, hun water in hoofdzaak afvoeren in de richtingen Coevorden, Meppel en Groningen. Sinds die oer-tijd zijn de beddingen van deze stroompjes geleidelijk aan steeds meer opgevuld; zijn deze plooien door de tijd steeds meer gladgestreken. De vormen van het landschap, dat onder de gletschers van daan kwam, waren vanzelfsprekend veel grilliger dan het aspect, dat we tegenwoordig kennen. In die oorspronke lijke wildernis van zand en keien had de wind vrij spel. Het zand stoof her en der en vooral door toedoen van de wind werd het landschap meer en meer genivelleerd. Ge leidelijk aan zien we dan de sporen van plantengroei, waardoor het op dat moment bestaande bodemoppervlak definitief wordt vastgelegd. De landschappelijke structuur ontstaat, die we ook heden ten dage nog kennen. Het land is tamelijk vlak, met toch nog genoeg glooiing om er een zekere levendigheid aan te geven, die in volkomen vlakke streken ontbreekt. Enkele meters hoogteverschil doen in een landschap al heel wat. Eindelijk is het zover, dat de mens zich in dit landschap komt vestigen; dat hij er zijn nederzettingen sticht. Eerst, in zijn nomadenstadium, zijn die nederzettingen nog heel weinig permanent; zijn het meer kampen dan dorpen. Maar dan komt het tijdstip, dat de nomade tot gezeten boer wordt; dat de mens zich gaat wijden aan de landbouw, die hem vasthoudt op de plaats, waar zijn akkers liggen. Hij doet een keuze en bij de keuze van zijn vestigingsplaats laat hij zich in de eerste plaats leiden door bepaalde eigen aardigheden van het landschap. 18

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 16