zich een vaste woonplaats kozen en zich gingen wijden aan
de landbouw. Het was het beslissende moment, waarop de
agrarische, als blijvend bedoelde nederzetting, zich voor
het eerst in deze streken manifesteert.
Deze tijd der hunebed-bouwers was, zoals gezegd, voor
Drenthe een grote tijd. Zoals ons land, zoals met name
Holland en Zeeland, nog steeds voortteren op de roem der
Gouden Eeuw, zo waart in Drenthe nog altijd de faam der
hunebed-bouwers rond. Het neolithicum was eigenlijk de
enige periode in het bestaan van het Oude Landschap, dat
het werkelijk intensief in het wereldverkeer ingeschakeld
was. Het grote veenmoeras, dat later de provincie naar het
Oosten zou afsluiten, dat de gehele historische tijd door
een natuurlijk grens gevormd heeft tussen Drenthe en de
Duitse landen, was toen nog niet gevormd. Drenthe was in
die tijd, toen het Westen van ons land nog woest en ledig
was, geheel op het Oosten georiënteerd.
Sindsdien is er veel gebeurd. Het stenen tijdperk werd af
gewisseld door het bronzen 1700—650). Het was een
relatief rustige tijd, het begin van Drenthe's eeuwenlang
isolement, een isolement, dat pas in onze eigen tijd met zijn
intensief verkeer, met zijn nieuwe wegen, met zijn radio en
telefoon, verbroken zou worden. Het belangrijkste gebeu
ren uit het bronzen tijdperk, samenvallend met het schrale
geologische tijdvak van het subboreaal, was wel, dat toen
het heidelandschap tot ontwikkeling kwam en geleidelijk
aan de plaats ging innemen van het vroegere parkland
schap met zijn verspreide boomgroepen.
Wanneer iemand, van de top van een stuifheuvel aan de
rand van een uitgestrekte heide zijn oog laat gaan over de
paars-bruine vlakte, die zich ruig en onherbergzaam aan
zijn voeten uitstrekt, is hij maar al te zeer geneigd het als
iets vanzelfsprekends te beschouwen, dat deze heide daar
onveranderd altijd zo gelegen heeft. Toch is dit niet waar.
De heide is een naar verhouding nog vrij nieuw kleed. De
schrale winden en de droogte van het subboreaal hebben
er aan geweven en de schapenhoudende mens heeft er, ook
toen de klimatologische verhoudingen weer gunstiger wer-
13