met kunstmest en voor aardappel- en graanvervoer tot in
de verste uithoeken doordringen, zijn al die bruggen een
groot bezwaar. Want een solide brug kost een dikke duit.
Daar komt nog bij, dat het onmogelijk is deze bruggen
precies aan de uitmonding van de wijk in het hoofdkanaal
te leggen. Zou men dit doen, dan konden de schepen, die
een wijk moesten binnenvaren, de bocht niet halen. Elke
brug moet dus een eindje landinwaarts worden gebouwd.
En de weg langs het hoofdkanaal moet dus ook telkens
even afbuigen, naar deze brug. Het is duidelijk, dat daar
door een ongelukkig weg-tracé ontstaat, ongeschikt voor
snelverkeer. Trouwens, ook de voortdurende lintbebou
wing is op zichzelf reeds een ernstige verkeersbelemmering
en tenslotte zijn al die bruggen ieder voor zich een ver
keersobstakel, waarvoor het verkeer, zijn ze opengedraaid,
telkens opnieuw wachten moet.
Al deze nadelen, waarbij ook nog komt het nijpende gebrek
aan bouwterrein op plaatsen, waar zich als bij de brug
gen een begin van kom-vorming voordoet, hebben er toe
geleid het één-kanaal-systeem, dat men in Drenthe o.a.
aantreft in het Gasselterboerveen en de noordelijke Ex-
loërmond, bij de later aangelegde veenkoloniën te vervan
gen door een andere opzet. Men ging er dan toe over op
enige afstand van elkaar 120 tot 250 meter - evenwijdig
aan elkaar een tweetal hoofdkanalen aan te leggen. De
strook tussen de beide kanalen werd dan voor bebouwing
bestemd en het grote voordeel daarvan was, dat deze ter-
reinstrook niet telkens door wijken werd onderbroken. Men
legde in dit geval dan de hoofdverkeerswegen aan langs de
binnenzijde van de hoofdkanalen. Bruggen konden daarbij
achterwege blijven.
Aan de buitenzijde van de kanalen schoten wederom op
regelmatige onderlinge afstanden de wijken loodrecht het
veen in. De boerderijen stonden ook hier met het front
naar het hoofdkanaal, hier en daar met een arbeiders
woning er tussen. Nieuw-Buinen, Valthermond, Emmer-
Erf scheiden veen en Emmercompascuum behoren tot dit
type.
94