37) 3&> XXII, 39, 40, en VII, 14), messcheeden en
dergelijke meer tot de volks- en hoerenkunst, de
alom uitgeoefende huisvlijt, dan tot het eigenlijke
schrijnwerkersbedrijf.
Van het eind van de 17e eeuw af werden de, zoo
sterk door de omamentboeken van Hans Vredeman de
Vries en zijn zoon Paul beïnvloedde, oud-vaderland-
sche kamerbetimmeringen en renaissance-meubels ver
drongen door de van over de grenzen geïmporteerde
modes (Lodewijk XIV, Queen Anne, Lodewijk XV
en XVI stijlen) (afb. XVI, 30).
Een advertentie in de Leeuwarder Courant van 1753
(no. 67) laat ons dat duidelijk zien. Johannes Zijlstra
„Meester Cabinetmaker in de Tooren van Babel"
achter de Waag adverteert daar „dat hij voor civielen
prijs te koop biedt „allerhande zoorten Cabinetten, zoo
Noteboomen als Olyven, kisten en pulpitums of
comptoiren".
Van de textiel-bewerkers zijn wij slechts enkele ver
spreide gegevens te weten gekomen. Wat hiervan in
onze Musea bewaard gebleven is (kleedingstukken,
letterlappen enz.) wijst zeker deels op import, deels op
vrouwenhandwerk, dus op huisvlijt.
Een verzamelobject bij uitstek zijn in deze af deeling
de stop- en letterlappen, dikwijls door meisjes op elf
en twaalfjarigen leeftijd bewerkt en waaraan soms
vele jaren aaneen werd gearbeid. Het zijn de gilde-
proeven van de oude huisvrouwen. Twee exemplaren
uit de Princessehof-verzameling van ruim 250 stuks,
beeld ik hierbij af (afb. XXIII, 41 en XXVII, 50).
Het is zeker de moeite waard op het 16e eeuwsche
karakter van versieringsranden te wijzen. De voorbeel
den daarvoor zijn in oude Italiaansche, Duitschë en
Engelsche model-boeken te vinden. Over deze model
boeken heb ik in de Princessehof-bibliotheek de noo-
dige literatuur. Ook over letter- en merklappen kan
deze bibliotheek goed inlichten.
9i