Door nasporingen in veilingscatalogi bleek mij dat de Leeuwarder-industrie ook jachtgeweren (snap- haans) leverde. In het midden van de 18e eeuw waren dergelijke kunstnijveren werkzaam te Utrecht (o.a. Cornelis Coster, Geriet Lasonder, Pieter van Soolingen, Armichel, Jan Ceule en Kasper Deinckes), te Amster dam (J. G. Ertell) en te Maastricht (Johannes Louroux) terwijl Demmin in zijn uitgebreid boek over de „Kriegswaffen" in laatstgenoemde plaats ook een Penterman vermeldt. Ook te Utrecht was in het begin van de 18e eeuw een Penterman als pistoolmaker gevestigd, zooals mij bleek uit een pistool met buitengewoon fraaie versie ring in Daniël Marot-stijl, dat ik omstreeks 1930 in Zwitserland aankocht. Blijkbaar waren de Pentermans een familie van pistool- en geweermakers, die aange trokken door den rijkdom van ons vaderlandje zich over de Republiek hadden verspreid. In het Leeuwarder Stedelijk archief wordt een Gerrit Penterman roermaker genoemd, geboortig van Grol, die hier in 1684 burgerrecht verkreeg. Naast deze was hier werkzaam de Rustmeester E. Penterman. Dat wij hier met een bekende oud-Nederlandsche industrie te doen hebben, die ook veel voor export werkte bleek mij uit een aanhaling in de door het Rijk uitgegeven Bronnen van de Geschiedenis van de Oost-Indische Compagnie in Perzië. (Deel I bl. 126). De vertegenwoordiger van de O. I. G. te Ispahan schrijft in 1624 aan de Bewindhebbers in Nederland, dat door Syn Majesteit van Parsia werd gevraagd „geschroeffde (geweer) lopen, gemaeckt met geda- masquineert werck van ingeslagen goudt ofte silver of andersinds met de meeste ciraet. Indien wij oock wisten wat lopen daar aengenaem syn van pistolen, die worden heel exquis gemaeckt tot Uytrecht en in den 80

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 83