ook een jaartal". Ook zien wij op de merken soms een
kan, een sleutel, enz.
In de 18e eeuw zien wij dikwijls een viertal merken
(een engel, een leeuw, initialen, een gekroond embleem
enz.) op een rijtje geplaatst als geïmiteerde zilver
merken, terwijl namen van tinnegieters in hunne
merken dan dikwijls voluit voorkomen. Ook wordt
daarin gesproken van „Engels bloktin" en „Engels ge
polijst harttin". Veel voorkomend is ook een X met
een kroon erboven. Dit is ook een merk van goede
kwaliteit, dat echter dikwijls misbruikt wordt. Zie hier
voor fig. i27 in Dr Wassenberghs artikel. Verder
wordt hierin gesproken over de Ijkteekens, over de
Friesche Tingietersgildenover de laatste tingieterijen
te Leeuwarden en de techniek, waarbij genoemd wor
den de meesters L. Gerkens, Koers, H. Lubach en
familie, P. J. en J. C. Hempenius, H. G. Bom, F.
Broers, A. Adriani en K. Ferweda. Dr W. besloot zijn
artikel met een proeve van een lijst van Friesche tin
gieters.
Uit zijn artikel zocht ik speciaal de gegevens bijeen,
die voor den verzamelaar nuttig zijn bij het nagaan
van de merken op zijn tinnen voorwerpen. Wie dieper
op de studie van dit onderwerp wil ingaan, moet het
artikel zelf in de Vrije Fries opzoeken.
Het Smidsbedrijf.
Toen in het stadsboek van Sneek uit het jaar 1456
over het smidsgilde gesproken werd, waren daaronder
begrepende grofsmeden, hoefslagers, slotelmaickers,
goutsmeden, coperslaghers ende in het algemeen alle
die gheen, die mitten hamer uten vier nije werck
maken.
Wij kunnen wel aannemen, dat deze ambachtslieden
toen reeds geruimen tijd in de Friesche steden werk
zaam waren en dat onder de groote collecties ijzeren
kunstnijverheidsvoorwerpen, die in de depóts van het
75