worden met deze uitzonderlijke grootmeesters, de drijf werken van de Leeuwarders Hans Christiaensz (1623), Jarich Gerrits van der Lely (1628), Pieter Faber (1660), Rintje Jans, den meester met het bekerteeken (1662) en van den Bolswarder Claes Baardt (1654) behooren toch mede tot het beste wat de Nederland- sche zilverdrijfkunst in onzen bloeitijd heeft voort gebracht. Van verscheidene dezer meesters zijn werkstukken als gedreven schalen, schenkkannen, kandelaars in de op dit gebied zoo rijke verzamelingen van het Friesch Museum aanwezig. De afbeeldingen van de kan en schotel uit de z.g.n. Popta-schat mogen hier voldoende voor den meester van het bekerteeken spreken (afb. IX, 16 en 17). Deze prachtige handwaschkannen en schotels zien wij dikwijls in gebruik bij in bont ge- kleede dames in hunne, met goudleer bekleede, van oud-Hollandsche meubels voorziene, kamers op de interieurschilderijen uit de tweede helft van de zeven tiende eeuw. De hier afgebeelde exemplaren waren vroeger in het bezit van de familie Van Eysinga doch gingen met hun slot Heringa-State te Marssum in het laatst van de 17e eeuw over aan Dr Henricus van Popta. In de 18e eeuw komt een ander lid van het zilver smidsgeslacht der Lelys, n.1. Johannes van der Lely (1695) zijn stempel drukken op het vroeg 18e eeuw- sche Friesche zilverwerk. De fraaie theeketeltjes (afb. XI, 21) trekpotten, theebusjes, ovale brandewijns kommen, (afb. XI, 20), zoutvaten en dergelijke met ornamentwerk in den Daniël Marotstijl, behooren wel tot het meest typische wat de Friesche zilversmeden in de eerste helft van de achttiende eeuw hebben geleverd. Johannes van der Lely heeft school gemaakt en vele meesters uit zijn tijd hebben in zijn stijl gewerkt. Zijn sterfdatum is niet bekend doch 1 December 1749 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 65