HOOFDSTUK VI DE ZEVENTIENDE EN DE ACHTTIENDE EEUW. DE TIJD TOEN LEEUWARDEN RESIDENTIESTAD WAS (1584—1765) Op I0 Maart 1584 toen Graaf Willem Lodewijk van Nassau „Us Heit" zijn intrede deed als stadhouder van Friesland, ging voor Leeuwarden een nieuw tijd perk in; het kleine landstadje was residentiestad geworden, eerst alleen van Friesland, in 1594 ook van Groningen met de Ommelanden en Drenthe. Deze glorietijd van Leeuwarden zou duren tot 1765 toen Maria Louise van Hessen Kassei, douairière van den Frieschen stadhouder Johan Willem Friso, „Marijke Moai", die hare residentie in het Princessehof had, kwam te overlijden en Leeuwarden, dat in 1748 reeds den Stadhouder had zien heengaan, zich ook van den luister van de meer eenvoudige hofhouding van diens moeder beroofd zag. De invloed van deze kleine, vrij eenvoudige hofhoudingen op onze stad en provincie kunnen wij moeilijk overschatten, daar Leeuwarden daardoor gedurende dit tijdvak van bijna twee eeuwen het centrum en het winterverblijf is geweest voor de vele patricische families uit Friesland en dikwijls uit de nabijgelegen provincies. Bovendien zou ook het Noorden van het land, al was het dan in meer be scheiden mate, deelen in de rijkdommen, die Holland in de 17e en 18e eeuw zouden toevloeien. Ook had Friesland in 1585 zijn wetenschappelijk centrum ge kregen in de toen te Franeker opgerichte Hoogeschool en drongen de door den godsdienststrijd uit Vlaanderen verdreven kunstnijveren met hunne practische onder vinding in de kunstindustrie reeds sedert het laatste kwart van de 16e eeuw tot hier door. De groote rijkdommen, die het Friesch Museum aan 17e en 18e eeuwsche kunstnijverheid bezit en die 58

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 61