Daarnaast waren echter hier en in verschillende andere
Friesche steden scholen waar Latijn en andere weten
schappen werden gedoceerd.
De beoefenaars der muziek, die waarschijnlijk in
éénzelfde straat „de Speelmanstraat" bijeenwoonden,
stonden blijkbaar niet in een al te beste roep daar de
pijpers ende andere speellieden in één adem genoemd
worden met „ruters ende rovers of andere eerlose
luyden". Ook hier merken wij dat de stadsrechten uit
het begin van den nieuwen tijd nog grootendeels ge
baseerd zijn op laat-middeleeuwsche toestanden. In de
middeleeuwsche teksten toch vinden wij de minne-
streels, de voorgangers der speelluiden, in de 13e eeuw
geregeld in één verband genoemd met goochelaars en
andere vagabondeerende kunstenmakers.
Kortom op soortgelijke wijze als Dr Buitenrust
Hettema en Mr H. Telting uit de stedelijke reke
ningen van Deventer de beschrijving van een Neder-
landsche stad in de 14e eeuw konden geven, kan uit
de Stadboeken der Friesche steden de samenleving in
Leeuwarden en de andere Friesche steden in de
15e eeuw worden geschetst.
Onder de voorwerpen uit dezen tijd in het Friesch
Museum bewaard kan nog de aandacht gevestigd
worden op een omvangrijke groep beeldjes, plaquetten
en dergelijke van witte pijpaarde uit de 15e en 16e
eeuw, die gediend hebben als versiering van klooster
cellen en woonvertrekken. Waarschijnlijk hebben wij
hier met import te doen. Zoowel in Münster in West-
falen als in Utrecht waren ateliers gevestigd waarin
deze voorwerpjes in vormen werden gemaakt en ge
bakken.
Merkwaardig was ook de kunstbeoefening in de
kleine Friesche steden. In de eerste plaats wel in
Bolsward, waar de Minnebroeders in de tweede helft
van de 15e eeuw hunne kerk, die nog bewaard is, ver
fraaiden met de rijk besneden Gothische koorheer-
49
4