zijn, is door die opgravingen echter nog maar ge deeltelijk opgehelderd. In ons vorige hoofdstuk spraken wij van het Pings- dorfer steengoed (zie afb. III, 5 boven), waarvan ook in Nederland bij Brunssum in Zuid-Limburg een fa brieksplaats is gevonden. In de overige provincies van Nederland was de, voor dit hardgebakken, goed door- sinterde steengoed noodige klei, niet aanwezig. In de Rijnstreek (Siegburg, Keulen, Frechen, Raeren later Nassau en het Westerwald) en in België (Chatelet en Bouffioulx) vinden wij de voortzetting en verdere ont wikkeling hiervan. Het Middeleeuwsche inheemsche aardewerk, dat uit den Frieschen bodem te voorschijn komt is ongeglazuurd, heeft deels een blauwgrijze scherf en is dikwijls van sterk geprofileerde halsranden voorzien. Voorzoover de dikbuikige potten van dit aar dewerk pootjes hebben, heeft de pottenbakker deze ge vormd door het met zijn vingers uitknijpen van de nog kneedbare klei. De kan met Romaansche versiering is een aristocratisch exemplaar van deze blauw-grijze groep. Daarnaast treffen wij in dezen tijd het meer zachte aardewerk met roode scherf, dat door het in het laatst van de 12e, begin 13e eeuw hier geïmporteerde uit loodoxyde verkregen glazuur, voldoende waterdicht en vochthoudend werd gemaakt. De aardewerk kannen uit de 14e en 15e eeuw zijn voorname exemplaren van deze lood-glazuurgroep. De versiering van dit aarde werk van eenvoudige techniek bestond meest uit slih- of ringeloorversiering waarvoor witte kleipap gebruikt werd en uit engobe- en sgraffitotechniek, waardoor de ornamenten zich helder onder het doorschijnende lood- glazuur afteekenen, In de ontgraving van de Leeuwar der Jachthaven zijn fraaie exemplaren hiervan uit het laatste kwart van de 16e eeuw gevonden. Natuurlijk zal het pottenbakkersbedrijf in deze eeuwen in Friesland niet het eenige kunstambacht ge- 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 43