ming uit de meeren- en veenstreek naar zee, die Hin-
deloopens haventje voor verzanding behoedde. Ook
het ontstaan van het Lieve Vrouwe-zand, 't verzanden
van Stavorens haven en het verval van zijn handel
zullen mede aan dezelfde of gelijksoortige feiten moeten
worden toegeschreven.
De lage veenstreek zal eerst voor ontginning en be
woning geschikt geworden zijn, toen de kunst om der
gelijk land met windmolens droog te leggen hier in
zwang kwam. Het is niet waarschijnlijk, dat deze droog
makerijen door de kloosters zijn bevorderd. Integendeel
deze kunst kwam hier op in de 15e eeuw, dus toen de
kloosters zich in de politiek hadden gemengd of door
de politieke twisten der Schieringers en Vetkoopers
waren meegesleurd en zij met het aanbreken van den
Nieuwen tijd omstreeks 1500 reeds hun krachtige in
vloed in het economische leven hadden verloren.
Dat dit lage midden omstreeks 1500 nog niemands
land, vogelweide was, wordt bevestigd door de volgende
uitlating. In het Annael ofte Land-boek van Vriesland
door Keimpo van Martena (zoowel afzonderlijk uit
gegeven als voorkomende in het Groot Placaat en
Charterboek van Vriesland) vinden wij op den Pro
vincialen Landdag anno 1506 vermeld: „Het derde
puncth was, om die landen die woest ende oeverhee-
righ (onbeheerd) laeghen tusschen Wartena ende
Oldeboerne, ende tusschen die Wolden ende
Groeuwte bedijcken tot des Hartoeghs proufijt,
ende van die woeste ende overheryghe landen wolden
sie met dijcken ende waetermoelens ghüed landt
maecken".
Dat ze van oudsher het jachtterrein van de omwo
nenden zijn geweest, blijkt ook uit de vele eendekooien,
die hier gevestigd geweest zijn, terwijl ook het oude
jachtterrein voor waterwild van de Friesche Stadhou
ders, het z.g.n. Princehof hier in de Oude Veenen ge
vestigd was.
34