zeker worden aangenomen, daar het vlakke land toen voor bewoners reeds te gevaarlijk was en de eerste Christenzendelingen de oude Heiligdommen door hunne kerkjes vervingen. De oude inheemsctie Godenbeelden waren deels van gebakken of natuursteen, deels van hout. De houten heiligenbeelden werden door de Christen-zendelingen verbrand. Zeer primitieve beeldjes en met kerfsnee- ornament versierde kandelaars van gebakken aarde in den Frieschen grond gevonden, doen denken aan Heidensche huisgodjes en altaren, die wellicht ook nog in Christelijke tijden gebruikt zijn. Zooals wij hiervoor reeds opmerkten heeft het slui ten van Friesland in een ring, een gouden hoep ter beveiliging tegen de steeds hooger stijgende zeevloe den, tegen „die Grimma herne", zooals de Friesche wetten zeggen, groote gevolgen gehad. Het hart van het land werd van de zee afgesloten, de zeevaarders moesten noodgedwongen burgers en boeren worden. Natuurlijk leidde dit tot een algeheele omwenteling op economisch gebied. Toen het land nog voor de zeevloeden openstond was de klei een kwelderland schap met de voor- en nadeelen daarvan. Door over strooming kreeg het land zijn bevloeiing, de natuur lijke bemesting van de zee. In dit kwelderlandschap was de mest van het vee op het land niet noodig en niet te gebruiken. In alle oude terpen vinden wij dan ook groote ongebruikte mestlagen uit dezen tijd. Door de afsluiting veranderde dat. Het houden van melkvee verving de schapenteelt, de export van wol len kleederen en dekens verviel daardoor. Het land moest opnieuw ontgonnen worden, en moest bemest worden. In de greide moesten andere grassen worden aangekweektvoor akkerbouw kwam er veel meer ge legenheid dan vroeger, toen alleen de op de terp ge legen gronden bebouwd konden worden. Voor deze nieuwe ontginning van het land hadden 28

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 31