en door palissaden, waren ook deze graven door een
zandheuvel bedekt.
De in deze graven gevonden kunstnijverheidsvoor-
werpen „artefacten" zijn geslepen bijlen en andere
instrumenten als hamers, knodsen enz. en aardewerk
van gelijksoortige techniek en versiering als het hunne-
beddenvaatwerk.
Vooral voor de techniek der geslepen steenen moe
ten wij den grootsten eerbied hebben, daar veel techni
sche bekwaamheid, veel geduld en een gezonde aesthe-
tische opvatting noodig geweest zijn voor het slijpen
van deze dikwijls zeer omvangrijke voorwerpen
(afb. II, 4).
De vormen en afmetingen van het aardewerk zien
wij in dezen tijd ook groote'r en massaler worden.
Naar vorm en versiering worden de groote beker
vormige urnen wel klok-, touw- of zonebekers ge
naamd (afb. II, 3). Klokbekers zijn tot nu toe in Fries
land niet gevonden.
De periode, waarin naast de steenen werktuigen ook
bronzen werktuigen in gebruik kwamen wordt ge
woonlijk gesteld tusschen ongeveer 1700 en 500 vóór
Christus. De fraaie slanke zwaarden en messen (afb. II,
2) en de bijlen van diverse elkaar opvolgende typen
wijzen erop, dat met den import van het vreemde
materiaal ook de vormen van elders zijn overgenomen.
Na omstreeks 500 worden de wel fraaie, doch zeker
toch minder practische bronzen voorwerpen ver
drongen door het ijzer. In dit vóór-Romeinsche ijzeren
tijdperk werden allerlei ijzeren wapens en werktuigen
gemaakt. De techniek van het ijzersmeden heeft hier
aan zeker meer strakke en nuchtere, ik zou eigenlijk
wel willen zeggen meer moderne vormen gegeven. Deze
ijzeren gereedschappen zijn echter geheel in den poreu-
zen zandbodem verteerd. Dit is ook het geval met de
houten stelen en handvatten van de steenen en bronzen
werktuigen, de weefsels, waarin de lijken gewikkeld
13