zijn met rotsgraven, eischte van hunne bouwers zeker
hoogontwikkelde practische ingenieursgaven.
Ook het feit, dat de hunnebedbouwers de makers
waren van het oudste, versierde aardewerk in Fries
land, doet zien, dat zij reeds een hoogeren ontwikke-
lingstrap hadden bereikt. Technisch stond dit aarde
werk nog maar op lagen trap. Dat het van inlandsch
leem in open vuren zacht gebakken was, blijkt uit de
korreltjes graniet, die in ongesmolten vorm in de rood-
bruinachtige, soms grauwzwartachtige zachte scherf
voorkomen. Van glazuur is natuurlijk nog geen
sprake. Het is geheel uit de hand gevormd; de draai
schijf, het pottenbakkerswiel is nog niet bekend.
De vormen doen eraan denken, dat dit aardewerk
voornamelijk of uitsluitend voor ceremoniëele doelein
den bestemd is geweest. Ook het feit, dat het op denj
duur althans geen vocht kon bevatten, omdat de scherf
daarvoor te zacht en te poreus was, maakte, dat het
voor dagelijksch gebruik niet geschikt was.
Dat het door ingriffen versierd, steeds gesausd en
min of meer gepolijst was, wijst er echter op, dat wij
in een vroeger tijdperk een eenvoudiger onversierd
type aardewerk kunnen verwachten of wel, dat de
hunnebedbouwers hunne techniek als oud erfgoed
mede geïmporteerd hebben.
Ook enkele kralen van git en agaat en stukjes barn
steen zijn bij opgravingen van hunnebedden gevonden
en wijzen waarschijnlijk reeds op handelsbetrekkingen
met volken aan de Oostzee of elders.
Omstreeks 2000 a 1700 vóór Christus worden de graf
heuvels gedateerd, die in de omgeving van Ooster-
woldè ontgraven zijn, waarin één enkele doode in
hurkhouding, met opgetrokken knieën, misschien in
linnen gewikkeld of gesnoerd, was begraven. Naar hun
vorm worden deze graven meest koepel- of liever
kring-grepgraven genoemd. Omringd door een greppel
12