D e handwerkskunst, de lust tot het versieren van ons
gebruiksgoed, van wat we dagelijks om en aan ons
hebben, is minstens even oud of ouder nog als het men-
schelijk geslacht. Is er toch wel eenig principieel ver
schil tusschen den vogel, het vischje of het insect, die
kunstig hun nest vlechten of met schelpen versieren,
de grotbewoners van Dordogne en andere streken van
Zuid-Europa en Afrika, die hunne holwoningen be
schilderden en de steentijd-menschen in onze streken,
die hunne hutkomverblijven van een dak van vlecht
werk voorzagen?
INLEIDING
De levensomstandigheden van mammouth, holen-
beer, rendier en andere dieren uit den Ijstijd, het
oudere of palaeolithische steenen tijdvak, leverden
oppervlakkig maar weinig verschil op met die van
hunnen tijdgenoot, den primitieven mensch.
Maar toch wist deze laatste reeds vele duizenden
jaren vóór onze jaartelling zijne holwoningen en zijne
van rendiergeweien gemaakte gereedschappen op zoo
realistische en kunstige wijze met afbeeldingen van
de dieren zijner omgeving te versieren, dat ze ons
nu nog boeien (afb. I).
In de streken, die ons landje omgaven stond de
kunstzinnigheid en de kunstvaardigheid van de be
volking in vóórhistorische tijden deels op hooger peil
dan hier. Denken wij alleen maar aan de ingewik
kelde steengrafmonumenten in het Fransche schier
eiland Bretagne, aan den enorm grooten zonnetempel
van Stonehenge op de heide van Salisbury in Wiltshire
in Zuid-Engeland, aan de rijk versierde grotten van
Altamira en andere plaatsen in Spanje en Afrika, aan
de kunstig gegraveerde rendiergeweien uit Midden-
Frankrijk en Oostenrijk, aan de dorpen van paal
woningen in Zwitserland en Italië, aan de fraai
7