bleef dragen, zich tot in de 19e eeuw naast de oor
ijzerdracht handhaven. Dit is zoowel in Friesland als
in West-Friesland het geval.
De Hindelooper vrouw heeft in haar vrijwel geheel
op zichzelf staande dracht van het oorijzer nooit iets
willen weten. Hare dracht is te beschouwen als een
voortzetting en verdere ontwikkeling van de Friesche
en zelfs van de Noord-Hollandsche boerinnedracht.
Dat dit zonder een diepere bestudeering niet te volgen
is, komt omdat het Hindelooper vrouwecostuum door
den grooten invoer van uit Voor-Indie geïmporteerde
gekleurde Sitsen een zeer eigen cachet heeft gekregen.
Het voornoemde verband wordt hierdoor vrijwel geheel
overheerscht.
Met deze korte opmerking over de Friesche volks
dracht heb ik het onderwerp zelf maar zeer opper
vlakkig kunnen aanroeren. Een degelijker behande
ling van dit onderwerp zou zeker een afzonderlijk
boekje en vooral een rijke illustreering vereischen.
Misschien, dat ik bij een andere gelegenheid daar nog
eens aan toe kan komen.
97
1