GODSHUIZEN EN KAPELLETJES
Enkele woorden nu over een meer bescheiden
uiting van den vroomheidszin van de Antwerpena
ren: over de godshuizen met hun kapelletjes. Ve
len met een overvloed aan geld gezegende inwo
ners, Antwerpenaren zoowel als vreemdelingen en
ingeburgerde poorters, hielden er aan zich behulp
zaam te toonen jegens verarmde of versleten me
deburgers. Antwerpen was wel een rijke stad en
talrijk waren de particuliere groote fortuinen,
doch in vele middens werd met dit al gruwelijke
armoede geleden. Duizenden inwoners kwamen
aan de kost met bedelen en wie gansch zijn leven
hard gewerkt had en den ouden dag zag naderen,
stond volkomen hulpeloos tegenover het lot. Dit
gold evengoed voor mannen als voor vrouwen.
Van in de zeer oude tijden van het stadsbestaan
trachtte de kerk deze ellende te lenigen. Nadien
werd haar rol overgenomen door de Heilig Geest
tafels. En bij deze actie voegde zich dan die van
de rijken door het stichten van godshuizen. Som
mige ambachten gingen denzelfden weg uit ten
behoeve van hun oude, arme leden. En, vermits
ambachten en rijken geloovig waren, werd ieder
godshuis met een kapelletje begiftigd. Het kapel
letje kreeg zijn torentje en om te laten hooren dat
het er stond luidde op bepaalde oogenblikken van
uit het torentje een klokje.
Er stond zulk een klein bidoord met torentje aan
den hoek van den Toog aan de Paardenmarkt, ten
behoeve van het aldaar bestaande godshuis van de
smeden; een aan de Graciekapelstraat (de Gracie-
56