derne nieuwe zakelijkheid, met steenen wanden of met wanden geheel in glas, kortom wie leeren wil hoe het liefst niet moet, moet naar Antwerpen ko men. In tegenstelling met hetgeen in vroeger eeuwen gebeurde is deze stad niet meer organisch blijven groeien. Tot een te verantwoorden harmonisch stratenbeeld kwam het haast nergens, noch in zijn geheel, noch in detail. Ieder volk, ieder mensch, kent een hoogtepunt in zijn bestaan. Na dit hoogtepunt komt onweder- roepelijk het verval. Wellicht geldt deze stalen le venswet insgelijks voor de steden. Ten minste wan neer zij hun eersterangs rol willen blijven spelen. En Antwerpen kende zijn hoogtepunt in de 16e eeuw. Men gewaagt thans van een tweeden bloei. Zooiets ligt buiten de wetten van de natuur. Een vergrooting van stadsgebied zooals Antwerpen er een sinds 1865 beleeft, beteekent nog niet nood zakelijk het opnieuw veroveren van een hoogte punt. Tenslotte herleidt zich zulks slechts tot een materieel verschijnsel gegrondvest op economische gronden. Wat een stad groot maakt is niet alleen haar handel, noch haar grondgebied, het is haar drang naar schoonheid, haar geestelijke kracht. Zelfs de grootste optimist zal niet durven beweren dat Antwerpen daarvan een overmaat zou bezitten. Hopen wij dat zij opnieuw het bezit van deze oude stad zullen worden. Gebeurt het niet, dan zullen haar nieuwe stadswijken steeds onwaardig van haar traditie, van haar verleden blijven, en is haar geschiedkundige schoonheid ten ondergang ge doemd. 115

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 146