is aan huisvesting en de rijken hun meesterwonin
gen ontvluchten voor het moderne appartement) de
koord in den nieuwbouw.
Voor diegenen die nog aan de historie en de
schoonheid van hun stad gehecht zijn en in de
nieuwe woonwijken nieuwe schoonheid verlangen,
ziet de toestand er dan ook ver van bemoedigend
uit. Er bestaan in Antwerpen geen reglementen
die het oude stadsschoon beschermen. Wel is er
een wet die toelaat gebouwen van een historische
of kunstwaarde te klasseeren, doch omwille van
de hooge kosten die haar toepassing zou meebren
gen, blijft zij alleen van kracht voor openbare ge
bouwen en godsdienstige monumenten, dus voor
bouwwerken die feitelijk niet bedreigd worden. In
feite is de eigenaar de onbestreden meester. Hij
bestrijkt de oude gevels met cement of breekt ze
af naar goeddunken. Aan dit onbeperkt meester
schap moet trouwens de mislukking van de stads
uitbreiding na 1865 onder esthetisch en stedebouw
kundig opzicht toegeschreven worden. De Open
bare Besturen trokken straten, voorzagen die stra
ten van rioleering, water, gas en electriciteit, en
beschouwden daarmee hun taak als afgedaan. De
naamlooze bouwmaatschappijen deden de rest. Zij
kochten de gronden, verkavelden ze, staken de
winst op zak, enbeschouwden daarmee even
eens hun taak als volbracht. En de koopers bouw
den zooals zijzelf het best vonden, naast elkaar de
eene hoog, de andere laag, de eene met een hoog
dak, de andere zonder, de eene met horizontale
vensters, de andere met verticale, met of zonder
balkon, met of zonder logia, in baksteen, in zand
steen, in beton, in ouden stijl of in een ultra-mo-
114