MARIA- EN HEILIGBEELDEN Om te besluiten, de Maria- en Heiligbeelden. Van zuiver-godsdienstigen aard voltooien zij nochtans als het ware de versiering van huizen en straten, zij het dan op een hooger en meer vooraanstaand plan, dat voornamelijk het gemoedsleven raakt. Zooals men reeds zal ervaren hebben uit wat voor afging over gevelbouw, over de huisnamen en over het uithangbord, kon de straat nooit te rijk zijn aan tooi en aantrekkingskracht. De Antwerpenaar toch leefde niet alleen binnenshuis, hij sleet een goed stuk van zijn bestaan er buiten, in de straat. Wa genmakers, mandenvlechters, zeeldraaiers, hoef smeden, zij werkten op of aan de straat. Bij mooi weder stelden de kantwerksters hun speldekussens op voor hun huisjes onder de opene lucht, leur ders en dagjesvolk kwamen slechts thuis, na de dagtaak, om er te slapen. De verkoopers van voe dingswaren stonden met kraam of schragen voor de winkels opgesteld, tenzij hun huisjes voorzien waren van een „vorveynstre" onder een „vorlove" (een vooruitspringende luifel). In de Braderij- straat waar de „cabrethouders" of vleeschbraders woonden, was het ten slotte verboden geworden het vleesch nog buiten den winkel uit te stallen, maar in andere straten bleef dit gedoogd. Vierde de stad feest of de locale kermissen, dan trokken door de straten Ommegangen en stoeten, voerden de rederijkers hun „esbattementen" uit op het marktplein, haalden hun kunstbroeders van bui ten de stad af aan de stadspoorten en brachten hen in luisterrijken optocht naar feestdisch of tor- 97 Antwerpen 7

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 122