verkreeg in 1275 zelfbestuur en privilegies, alle welke voordeelen het jonge stadje dankte aan de landsvrouwe Gravin Aleida, weduwe van Jan van Henegouwen, tante van den lateren Floris V. Nieuw-Schiedam of Nieuwendam behoorde toen ten deele aan Floris den Voogd, oom van Floris V, en aan de Leidsche bruggraven, de Heeren van Wassenaar. Na het overlijden van eerstgenoemde ontstond er twist over diens nalatenschap tusschen Gravin Aleida en haar neef Floris V, welke daar mede eindigde dat Gravin Aleida afstand deed van haar woning te Nieuwendam, het Huis te Riviere, later Kasteel van Matenesse genaamd, en al het land, dat zij tusschen Ouderschie en Nieuw- Schiedam had liggen (1268). Eenige jaren later verkreeg de stad van Floris V in overleg met zijne tante het recht om naast de Wekelijksche markt een jaarmarkt te houden, waarop de kooplieden dezelfde rechten van den graaf zouden genieten als deze elders haddenook kregen de inwoners in verschillende plaatsen tol vrijdom. Nog eenige jaren en Schiedam kreeg zelfbestuur; op 18 Maart 1275 verleende de gravin „hare stad", zooals zij Schiedam dikwijls noemde, een handvest waarbij het stadje zelfbestuur ver kreeg, dat voornamelijk bestond in het mogen hebben van raadslieden en schepenen, voor wie de inwoners terecht moesten staan in geval van dood slag, verwonding, diefstal, wanbetaling, enz. In 1277 verloor Schiedam de invloed van haar beschermvrouwe; een breuk tusschen gravin Aleida en graaf Floris was oorzaak dat eerstge noemde Holland en Zeeland moest verlaten. Waarschijnlijk kozen de Schiedammers toen de partij van hun weldoenster, tengevolge waarvan zij de door den graaf verleende tolvrijheid ver loren, die zij in 1281 terug kregen toen de zaken 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 9