mede evenwijdig loopende liggen tal van tuin
huizen, waarheen men zich op mooie zomeravon
den begaf om de warmte in de huizen, die geen
of nagenoeg geen tuinen hadden, te ontloopen of
ook wel om den Zondag door te brengen. De tuin
huizen droegen dikwijls namen en de steen „Uit
en thuis", op de hoek van de 3e Bierslootsteeg,
herinnert nog aan een gelijknamig tuinhuis, dat
daar heeft gestaan. Aan de rivierzijde zien we,
dat de havenhoofden telkens uitgelegd werden en
het aansluitende land ingepolderd. De haven en
de havenhoofden waren voortdurende zorgen voor
het stadsbestuur, dat telkens maatregelen had te
nemen om verzanding van de haven of van den
toegang er van te voorkomen.
Doch nog een andere zorg had het stadsbestuur.
Voor uitbreiding was nagenoeg geen grond be
schikbaar. Alles was volgebouwd en wanneer men
nog in het centrum van de stad ziet hoe ieder
plekje gebruikt is, zoodat er geen plaats voor
tuinen overbleef, dan begrijpt men dat het stedelijk
bestuur omzag naar wegen om hierin verbetering
te brengen. Deze gelegenheid deed zich voor toen
bleek, dat de Vlaardingsche ambachtsheer, Die-
derik van Leyden Gael, genegen was de ambachts
heerlijkheid aan de stad te verkoopen. Dit ge
schiedde bij acte van 12 Maart 1830, toen voor
de notarissen Pieter Verkade te Vlaardingen en
Coenraad van Vrijberghe de Coningh te Maasland
de acte werd verleden, waarbij het Vlaardingsche
stadsbestuur van den ambachtsheer kocht de am
bachtsheerlijkheid van Vlaardingen, Vlaardinger-
Ambacht en Babberspolder met alle daartoe be-
hoorende rechten voor de som van 100.000.—.
Door deze transactie verkreeg de stad de beschik
king over een vrij groot grondbezit, dat ongeveer
begrensd werd door het Buizengat, de Haven, de
90