handel en scheepvaart waarin ook de haring-
visscherij gedurende een lange reeks van jaren
deelde de belangstelling voor wetenschap en
schoone kunsten toenam. De rustige jaren gaven
des te gereeder aanleiding deze te beoefenen. Ook
Vlaardingen mocht hierin deelen in de persoon
van den dichter Arnold Hoogvliet (16871763)
„een Vondelvereerder en door zijn Abraham de
Aartsvader (1727), dat de allures aanneemt van
een heldendicht, maar toch niet meer is dan het
in keuvelenden stijl berijmd bijbelverhaal, Vondels
navolger", zooals Dr J. Prinsen J. L.zn schrijft1).
„Door dien Abraham werd hij bij zijn tijdgenooten
beroemd", zegt hij verder. Behalve genoemd werk
verschenen van hem zijn Mengeldichten en zijn
Eerkroon voor de Stede Vlaerdingen, een lofdicht
op zijn geboortestad. Om hem vormde zich een
kleine kring van locale dichters alsJoannes Badon
(17061790) en diens vrouw Klara Ghyben
(17081747), Gerrit (1738—1801) en Gijsbrecht
van der Kemp (17341784) en Jacob van Dijk
(17451828), de zoon van arme landbouwers,
die zich door zelfstudie opwerkte en door vrien
den geholpen, het tot gaarder (ontvanger) te
Kralingen bracht en van wien een geschiedschrij
ver zegt: „dat hij „eens in ons vaderland zoo veel
roem behaalde, ja met lof en eer als overladen
werd, doch wiens afsterven nauwelijks werd opge
merkt en die als de armste mensch ter aarde werd
besteld". Later sloot zich tot deze kring aan de
nog jeugdige Arnoldus Soek (17601795), die
zich als chirurg te Leiden vestigde 2)
1) Handboek tot de Nederlandsche letterkundige geschie
denis, 's Gravenhage, 1928, blz. 424.
2) Arnoldus Soek, dichter-chirurg (17601795), door Mr A.
Staring. In: Leidsch Jaarboekje, 36e deel, 1944, blz.
157—182.
80