terwijl het eerste werk nog niet beëindigd is.
Wanneer het smakken is gedaan, vindt een her
haling plaats om vast te stellen wie van de zakken
dragers in aanmerking komt om het vervoer te
moeten verrichten der bij het werk benoodigde
zaken als planken, ladders, enz. Wie het grootste
aantal oogen werpt is vrij, wanneer er ten minste
meer dragers dan voor het transport noodig zijn,
aan het werk deelnemen.
Vervolgens gaan de zakkendragers zich gereed
maken voor het werk en halen thuis het benoo
digde. Dit bestaat uit de ,*,kapzak", het hoofd
deksel dat zij opzetten bij het dragen van graan-
of kolen. In het eerste geval is deze gemaakt van
wit keper, in het laatste geval gewoonlijk van zeil
doek. Ook behoort tot de uitrusting een graan- of
kolenzak en het spreekt vanzelf, dat voor het zware
werk, dat verricht moet worden, niet vergeten
wordt den noodigen mondvoorraad mede te
nemen. De zakken zijn voorzien van de initialen
van de dragers, welke gewoonte stamt uit den
tijd, dat er voor de branderijen veel werk verricht
moest worden. Immers bij regenweer werden de
natte zakken tijdens de schafttijd op de ketels in
de branderij gelegd om te drogen, zoodat de
initialen dienden als herkenningsteeken.
Dat een en ander vroeger een groote bedrijvigheid
in en om het Zakkendragershuisje gaf, laat zich
begrijpen. Soms ging het zeer rumoerig toe wan
neer de leden geen zin in het werk hadden. Dan
werden zij door den hoofdman gedwongen te
smakken, in welk geval men sprak van „pres-
werk".
Nog steeds wordt het werk op dezelfde wijze
verdeeld als voorheen, doch het werk komt hoe
langer hoe minder voor. Eenige jaren geleden
verklaarde een der „vrijmannen" tusschen-
68