was ongeveer 60 x 30 X 35 c.m., bevatte allerlei artikelen, die de zeeman onder weg kon noodig hebben; naast nuttige artikelen als naaigerei, was er plaats voor tabak en bijna altijd wist moeder de vrouw er een of andere versnapering bij te voegen. Het afscheid was dikwijls aandoenlijk en het gedeelte van het Westhavenhoofd, in den volks mond bekend onder den naam van Schreihoek, is dan ook zeker daaraan niet vreemd. Eenmaal aan boord gooide de een na den ander zijn schip los, dat daarop naar buiten werd ge trokken; de zeilen werden geheschen en onder vaarwel geroep en gejuich van de menigte, die zich op het Hoofd had verzameld, werd ter haring vangst gevaren. Op hoop van zegen! Daar voor de eerst gevangen, nieuwe haring hooge prijzen werden besteed en het onvoordeelig was en tijdverlies gaf om met een gedeeltelijke of volle lading huiswaarts te zeilen, en die te lossen alvorens de netten opnieuw te kunnen uitzetten, sloten de reeders jaarlijks een „Jagerij-gemeenschap", die ten doel ha d de eerst gevangen haring zoo spoedig mogelijk aan te voeren. Zij deden dit door middel van jagers, eenige voor dit doel afgehuurde schepen, gewoonlijk haring schepen, die met de vloot in zee gingen en langs de vloot gingen „ventjagen" (rondvaren) om de lading over te nemen en zoo spoedig mogelijk naar de haven van bestemming te brengen. In de 19e eeuw stelde het Rijk een enkele keer een stoom schip ter beschikking. Dit geschiedde in de jaren 18461854 toen een stoomschip van het Rijk als iste jager en in 1847 toen er een als 4e jager aan de jagerij deelnam. Aanvankelijk was de jagerij een vrije nijverheid; de jagers voeren niet voor rekening van alle of sommige boekhouders, doch kochten en ver- 180

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 196