Nederlandsche gewesten door de Staten-Generaal zelf werd afgekondigd en meer dan twee eeuwen van kracht is gebleven. Het tijdstip, waarop met de teelt mocht worden aangevangen, was in den loop der jaren herhaaldelijk veranderd en laatste lijk geschiedde dit bij placaat van 17 Maart 1593, welke datum ook werd aangehouden in de Wet op de Uitoefening der Groote Visscherij van 12 Maart 1818. Vóór de avond van St Jan mochten de visschers hun netten niet uitwerpen, hetgeen zij voor hun vertrek naar zee onder eede ten stad- huize moesten bevestigen, terwijl zij vóór 15 Juni niet wegvoeren. Wanneer het voorjaar in het land kwam, werd de vloot voor de komende teelt iri gereedheid ge bracht. Des winters waren de buizen (latèr hoekers en loggers) nagezien en opgeknapt en tegen midden Juni werden zij uit het Buizenwater x) Hun gewone winterplaats Vroolijk door de brug getrokken, Onder 't zingen van de maats. Dan lagen zij in de haven, zooveel mogelijk tegenover het kantoor van de reeder, waaronder zij behoorden, de romp opgesierd in sprekende kleuren, zwart, rood, groen en wit, de zeilen gereed om geheschen te worden, zóó, dat het kluifhout over den wal stak. Zondag vóór 15 Juni was een groote dag voor Vlaardingen, de beroemde „Vlaggetjesdag", ook wel „wandeldag" genaamd. Eerstgenoemde naam, omdat alle schepen gepavoiseerd waren, de andere 176 1) Des zomers. In de stad, door S. Moulijn Jz. Vlaardingsch Jaarboekje, 1868, blz. 67-71.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 192