eere van St Maarten op 4 Juli een feest gevierd,
dat als een der voornaamste feestdagen werd
beschouwd.
Toen in 1573 de Spanjaarden Maaslandsluis en de
schans aldaar innamen, en er van het gehucht
want veel meer was het toen nog niet niet veel
over bleef, was ook de kapel „met alle de voorsz.
appendentiën van klok en uurwerk binnen den
voorleden trouble ganschelijk geraseert ende ver
nielt".
Daar Maaslandsluis toen nog behoorde onder
Maasland zat er voor de ingezetenen, die de „nye
leere" toegedaan waren, niet veel anders op, dan
in Maasland te gaan kerken toen daar na de
reformatie de eerste predikant was beroepen.
Aanvankelijk ging dat goed, doch de wandeling
naar het moederdorp viel in tijden van regen en
sneeuw niet altijd mede en men bedenke, dat de
toestand der wegen in dien tijd verre van schit
terend was. Dat de bevolking dus naar een eigen
kerkgebouw verlangde, laat zich denken. Daarbij
kwam, dat het aantal inwoners zich meer en meer
uitbreidde, zoodat de behoefte aan een eigen kerk
niet denkbeeldig was. Zoo kwam het dan, dat men
zich op 1 Mei 1596 tot Schout en Schepenen van
Maasland wendde met het verzoek de in 1573
afgebrande kapel te mogen opbouwen, hetgeen
werd toegestaan, mits dit op eigen kosten zou ge
schieden en Maasland er geen schade door leed.
Zoo werd dus de kapel herbouwd, waarvan de
bouwkosten voor een gedeelte 2000.gedekt
werden door een belasting „op de consumtiën",
die de overheid toegestaan had te heffen. Met
spoed werd voortgewerkt en 8 November 1598
werd de eerste eigen predikant, Ds Cornelis
Adriaansz., bevestigd.
Het gebouw, dat architectonisch geen bijzonder-
J54