bedroeg voor de Kerkvoogdij de helft, voor de Diaconie en het Weeshuis ieder een vierde ge deelte. Zoo kreeg de kerk haar orgel. Bij den bouw der kerk was men er ook op uit, het inwendige een fraai aanzien te geven. Vandaar dat men moeite deed gebrandschilderde glazen, de glorie van menig bedehuis, geplaatst te krijgen. Dit ging echter niet zeer vlot, want niet alle autoriteiten, aan wie een glas was gevraagd, waren dadelijk bereid op het verzoek in te gaan. Maar ten slotte gelukte dit toch, en zoo verkreeg men gebrandschilderde glazen van den Stadhouder, de Staten van Holland en West-Friesland, het Hoog heemraadschap van Delfland en de steden Haar lem, Delft, Rotterdam, Dordrecht en Den Briel. Het glorieus glas bleek echter niet bestand tegen den tand des tijds en toen in 1753 een groote reparatie noodig was, werd in het bestek bepaald, dat „het oude glas en loot sal kome ten voordeele van den aannemer", zoodat we uit deze simpele mededeeling weten welke weg de mooie glazen gegaan zijn. De kerk bevat een zeldzaam rijk meubilair. De fraai gesneden preekstoel dateert uit het jaar, waarin de kerk in gebruik werd genomen, en heeft een koperen lezenaar, die door een natuurgetrouwe menschelijke arm van koper wordt vastgehouden. Dit koperwerk is van later datum, 1668, en werd geleverd door Ariaentje Rokes te Rotterdam naar het door Lambertus de la Foese in hout gesneden model. Het fraai gesneden doophek is van het jaar 1639. Aanvankelijk waren er weinig banken in de kerk en werden bij de inwijding de banken uit de Kleine Kerk, die toen gesloten werd, naar het nieuwe kerkgebouw overgebracht; echter moest een groot deel van de mannelijke toehoor- 149

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1948 | | pagina 163