wenschte te zien. Zoo traden van de vier Kerk
meesters telken jare een tweetal af, zoodat na twee
jaar een geheel nieuw college zitting had. Daar
men zich in twee jaren nauwelijks in den gang van
zaken kon inwerken, bestond alle kans, dat vóór
men zoo ver was gevorderd, het college reeds had
te verlatenDit vond Van Wijn een groot bezwaar,
waarom hij voorstelde, dat er voortaan jaarlijks
één Kerkmeester zou aftreden. Bij aanvaarding van
zijn voorstel stelde hij een geschenk in uitzicht,
namelijk een „bekwaam" orgel, terwijl hij jaarlijks
de organist zou betalen. Dit vooruitzicht het
laat zich begrijpen deed Kerkmeesteren niet
lang talmen en onder voorbehoud, dat Gecommit
teerde Raden hun besluit zouden bevestigen,
namen zij het voorstel dankbaar aan. In hun
request aan Gecommitteerden deelden zij mede,
hetgeen Govert van Wijn „een seer gegoet en
hoogh bejaert vryer" wenschte en het duurde niet
lang, of zij verkregen een gunstige beschikking,
zoodat op 4 December 1732, op den gosten verjaar
dag van den milden schenker, het orgel er was
voor dien geen -door Ds Aegidius Francken
werd ingewijd. De inwijding van het orgel werk
van den orgelbouwer Rudolf Garrels was een
gebeurtenis van belang voor het stedeke; verschil
lende poëeten tokkelden hun lier en Ds Franckens
preek, getiteld „Heilig Gebruik des Orgels" ver
scheen in druk, 112 bladzijden groot!
Van Wijn bepaalde in zijn testament den organist
en mogelijke andere kosten „voor altoos" te zullen
betalen en dat het bedrag, dat jaarlijks aan Kerk
meesteren, later de Kerkvoogdij, moest worden
uitgekeerd als aandeel in de rente van een kapitaal
van 2000 in 1816 door de Bank van Engeland
verhoogd tot 2500 uitsluitend ten bate van
het orgel mocht aangewend worden. Dit aandeel
148